Wandel & Handel
Volgens de website van het FD zijn de grote steden zich naar voren aan het ellebogen naar de pot van € 100 mln die het demissionair kabinet ter beschikking heeft gesteld voor de herontwikkeling van binnensteden. De grote vijf mogen daarin niet grabbelen want ze hebben iets wat de overige dorpen en plaatsen niet zouden hebben, namelijk een eigen unieke aantrekkelijkheid.
Dat klopt. Ik denk dat Amsterdam, Utrecht, Rotterdam, Den Haag de komende weken de dagjesmensen weer zien toestromen en binnen een paar maanden de cruiseschepen weer zien aanleggen en Duitse bussen de parkeerplekken zien bezetten.
De wethouders komen met cijfers dat de leegstand in hun centrumgebieden dramatisch snel oploopt als putdeksels na een onweersbui. Zelfs in de Kalverstraat is nu 6 procent leegstand. En dat terwijl huurbazen de prijs daar per vierkante meter met een kwart verlaagd hebben. Je zou het ook een marktcorrectie kunnen noemen.
Ik voorzie dat met de terugkeer van toeristen er weer een tsunami aan pindakaas- en chocoladepastawinkels zal komen, die de opengevallen plekken graag innemen. En we hebben de enige zekerheid in retailland: over nog maar acht weken stelt de Pepernotenfabriek ongetwijfeld weer door heel Nederland haar koopwaar tentoon. Kijken welke tong-schroeiende smaken ze nu weer bedacht hebben.
Misschien maken de grote steden met recht aanspraak op de overklotsende potten in Den Haag. De staatsschuld groeit toch nauwelijks ondanks al die miljarden verbrandende steunregelingen. Maar als de wethouders hun binnenstad willen redden zouden ze er goed aan doen te bedenken welk type toerist ze willen omarmen. Weer mikken op bierdrinkers of toch de categorie wittewijners proberen aan te trekken met je stadsmarketing?
Alleen Amsterdam probeert stappen te zetten maar in een tempo dat de Wallen eerder weer dagelijks aangerand zullen door de bekende horden bierconsumenten dan dat er daadwerkelijk actie wordt genomen.
Een paar weken terug – de winkels waren weer open – was ik in Coevorden. Wil je weten wat winkelleegstand doet met het straatbeeld, dan moet je naar de Drentse Ganzenstad. Ik stuurde mijn auto op een zaterdagmiddag naar het parkeerdek op winkelcentrum Gansehoef. 170 plekken, de meeste leeg. Via een showtrap – je zou denken dat het een relikwie is van de trouwshows van Linda de Mol – kom je in het hart van het centrum. Links de ingang naar Albert Heijn, rechts de Hema. Voor je, achter je: dichtgeplakte etalages. Dat is het voordeel van een winkelcentrum van dezelfde eigenaar: de ramen zijn allemaal keurig op dezelfde manier geblindeerd.
De website van de Gansehoef heeft twee nieuwsberichten: dat de ING zijn kantoor sluit en dat er een AED is opgehangen.
Een rondje Coevorden geeft een even desolaat beeld als de website van de Gansehoef. De wethouder gaat hier op slag in sprookjes geloven als hij met slechts 6 procent leegstand te maken zou hebben. Ik schat dat de etalage van ieder vierde winkelpand je aanstaart als een jong koolmeesje dat de hongersnood sterft.
De provincie is overigens ruimhartig: de stad heeft 6 ton subsidie gekregen om de binnenstad aantrekkelijker te maken. In een stad als Assen heeft de gemeente inmiddels ruim 8 ton beschikbaar gesteld voor vergelijkbare plannen.
De praktijk is vaak teleurstellend. Het geld wordt besteed aan het opknappen van geveltjes, soms aan de transformatie van leegstaande winkelpanden en aan het verlagen van parkeertarieven.
Ik heb geen idee wat Assen, Meppel, Coevorden precies willen met hun binnenstad. Welk publiek willen ze aantrekken en welk winkelaanbod past daarbij? Moeten er wellicht andere functies worden teruggehaald?
En als er concrete plannen zijn over het verkleinen van het winkelgebied zijn er altijd ondernemers en pandeigenaren die er geen trek in hebben.
Afgelopen najaar was ik ook in Roermond. Een plaats met een eigen unieke aantrekkelijkheid, het outlet centrum. Resultaat: nauwelijks bezoek in het stadshart. Aan een van de twee kenmerkende pleinen staat een groot winkelpand leeg als een baar met daarop het stoffelijk overschot van V&D. Verder leegstand alom.
Of neem mijn woonplaats, het Oude Dorp. De toerist die de Grote Kerk bekijkt, ziet meteen het minstens zo grote ‘Blokker’-pand. Er zit inderdaad een Blokker in, een pizzeria, een pop-up traiteur en een pop-up kledingwinkeltje maar waar ooit een Toys R Us, het postkantoor en de dansschool waren, doen nu grote lege ruimtes aan betere tijden denken. Toen er nog serieus gesproken werd over de komst van (jazeker) een V&D.
Honderd meter verder kondigt de kookspullenwinkel aan dat hij in augustus definitief gaat sluiten en staat de naastgelegen ruimte waaruit hij verhuisde nog steeds leeg. In een andere aanloopstraat is een pand dat was afgebrand volledig hersteld, inclusief een paar winkelunits die inmiddels ook een jaar het plakkaat Te Huur op de ramen hebben.
De eigenaar van een woningbouwproject achter de winkelstraat had naast 23 appartementen en woningen ook drie units gepland voor winkels of dienstverlening. Hij is tot inkeer gekomen: twee ruimtes laat hij nu omkatten tot wooneenheden.
Misschien moeten we ons spiegelen aan de Britse badplaats Poole. De stad haalde begin juni de kolommen van de New York Times met de aanpak van de verrommeling en de leegloop in de binnenstad. De hoofdstraat wordt gekenmerkt door ‘een vermoeide mix van game hallen, coffeeshops en tweedehandswinkeltjes.’ In 2020 bereikte de winkelleegstand recordhoogtes.
Sindsdien hebben vastgoedbazen, ondernemers en gemeente elkaar gevonden. Kern van de aanpak: niet wedden op de grote landelijke ketens – die zijn ook in het VK hun vestigingen aan het snoeien – maar teruggrijpen op de functie die winkelstraten van oudsher hadden met een mix van lokale winkeliers, kleine zakelijke dienstverleners, kunstenaars, ambachtslieden en medische en overheidsdiensten.
Startups die met een aantrekkelijke invulling komen van structureel leegstaande panden kunnen twee jaar gratis huren. Op andere locaties werken vastgoedbazen met huurcontracten vanaf drie maanden of met omzetgerelateerde huurtarieven. En de gemeente ziet af van alle lokale belastingen en heffingen voor wie meedoet.
Het moet gezegd: een van de grootste vastgoedbezitters in Poole is een pensioenfonds die dit faciliteert. Andere eigenaren hebben zich echter bij dit initiatief aangesloten. De gemeente bouwt een aantal lege winkelruimtes in het winkelcentrum nu om tot locatie voor het geven van herscholingscursussen.
De aanpak lijkt succesvol. Tal van nieuwe winkels zijn geopend die bijzonder genoeg zijn om voor nieuwe aantrekkingskracht te zorgen op bezoekers uit de badplaats zelf en de regio.
Zou zoiets in het Oude Dorp ook mogelijk zijn? De gemeente afficheert zich graag als het vroegere vissersdorp. In de omgeving zitten tal van ambachtelijke bedrijfjes, weggestopt achter autodealers op anonieme bedrijventerreinen. Zou de houtbewerker geen showroom willen in het centrum van het Oude Dorp? Mits hij daar ook wat van het ambacht kan laten zien? Of zou de edelsmid met haar werkplaats en haar prachtige ontwerpen niet in het leegstaande reisbureau willen? En wil de boekwinkel niet opschuiven naar een centrale plek met meer ruimte voor het organiseren van bijeenkomsten?
Hadden alle dorpen en steden maar wat meer van Poole en wat minder angstige vastgoedbazen en bestemmingsplannen waar met strakke hand aan wordt vastgehouden.